top of page

Moderne bigbands

Bigbands zijn gewoonlijk samengesteld uit verschillende secties van meestal vier à vijf muzikanten:


Ritmesectie: drumstel, basgitaar of contrabas, piano en gitaar.
Alhoewel het de bedoeling is dat de ritmesectie niet boven de andere instrumenten gehoord wordt, is zij essentieel voor de bigband en haar publiek. De ritmesectie wordt meestal de motor/aandrijving van de band genoemd.

 

Piano: Ofschoon de piano onderdeel is van de ritmesectie is de bijdrage als ritme-instrument in de praktijk minimaal.

 

Gitaar: De gitaar is in een bigband een echt ritme-instrument. De gitarist speelt soms solo, maar meestal wat minder dan de piano.

 

Contrabas / basgitaar: Sommigen beweren dat de contrabassist of basgitarist het belangrijkste lid is van de ritmesectie omdat het instrument niet alleen de beat aangeeft maar ook de basis (fundament) van de harmonie van de bigband. De bassist speelt in bigbandarrangementen vrijwel altijd zonder rust, in tegenstelling tot de blazers.

 

Drums: de drummer is ook een belangrijk lid van de ritmesectie. Samen met de bas en gitaar vormt hij de kern van de ritmetijdmachine.

Trompetsectie: 1e t/m 4e trompet (soms wel vijf trompetten). De sectieleider (=lead trumpet) speelt de hoogste noten. Als de hele band hetzelfde ritme speelt, geeft de leadtrompet voor de hele bigband de frasering en articulatie aan. De tweede trompettist speelt veelal de sologedeeltes.

Saxofoonsectie: 1 baritonsaxofoon, 2x tenorsaxofoon en 2x altsaxofoon. De eerste altsax is altijd de leider van deze sectie. Omdat saxofoon spelen minder inspannend is dan trompet en trombone, komt deze sectie vaak "aan bod" in de meeste bigbandarrangementen.

 

Trombonesectie: 1e t/m 4e trombone (1 bastrombone en drie tenortrombones). De trombones zijn wat lager van klank dan de trompetten.

 

Soms is er ook een zanger of zangeres, die dan de melodiepartij zingt. Bij afwezigheid van zang wordt dit door de instrumenten uit het orkest gedaan.

bottom of page